
Sleedoorn
Synoniemen: sleien, sleeboom, slee, kwets, sleebes, trekkebek, sleepruim
Wetenschappelijke naam: Prunus spinosa
Familie: Roosachtigen (Rosacea)
Land van herkomst
De struik komt oorspronkelijk uit Midden-Europa maar heeft zich door zijn taaiheid ver verspreid: inmiddels komt de slee-doorn voor van Zuid-Zweden tot in de Oeral, in de gematigde gebieden van Voor-Azië, Noord-Afrika en Noord-Amerika.
Bestanddelen
Flavonglycosiden, cumarinederivaten, looi- en bitterstoffen, zuren, vitamine C, sporen van amygdaline (blauwzuurglucoside).
Omschrijving
Deze breed uitstaande, tot 3 m hoge struik met doornige takken bloeit van maart tot april. Nog voor de bladeren komen de talrijke kleine witte geurende bloemen uit, die meestal afzonderlijk staan, maar die over de hele lengte van de tak op hun korte uitlopertjes zo dicht op elkaar staan dat de hele struik dan in het wit gekleed gaat. Pas na het bloeien komen in mei de ovale, gezaagde bladeren en laat in de zomer de ronde, op kleine pruimen lijkende, zwartblauwe, gerijpte vruchten met groen, zuur vruchtvlees. Ze hebben een doorsnede van 1 cm, bevatten een harde pit en worden pas na de vorst eetbaar. De doornen zijn overigens veranderde zijscheuten. De sleedoorn houdt van zonnige heuvels en droge, lichte loofbossen met een kalkhoudende diepe grondlaag.Samen met andere roosachtigen vormt hij vaak een ondoor-dringbaar doornig struikgewas. De sleedoorn, die van licht houdt, kan bijzonder goed tegen aanvreten en snoeien. De sleedoorn vestigt zich gemakkelijk op vlakke grond en vermeerdert zich door het verspreiden van zaden via zoogdieren en vogels en ook door zich ver onder de grond uitbreidende worteluitlopers. Zelfs op plaatsen met veel wind trotseert de sleedoorn het natuurgeweld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij gebruikt wordt als eerste begroeiing die taluds en droge hellingen moet verstevigen, die bergen puin en slakken van groen moet voorzien en die dient als bescher-ming tegen wind en sneeuw.
De sleedoorn wordt bijna de ideale struik als daarbij bedacht wordt dat het ook nog een hogelijk gewaardeerde bijenplant is. Ondanks zijn uitstekende vruchtbaarheid is de sleedoorn door de maatregelen van de moderne grondverbetering voor het grootste deel van het akkerland verdrongen. Recent ecologisch onderzoek heeft het nut van heggen voor de landbouw bewezen en de bescherming ervan gerechtvaardigd.
Gebruik
De sleedoorn is als een rijk gedekte tafel voor een groot aantal dieren: de weelderige rijke bloei is een welkom voedsel voor vroeg in het jaar uitvliegende insecten, bijvoorbeeld vele wilde bijen, (zandbijen, koekoeksbijen en andere), hommels, kevers en vliegen. De later uitkomende bladeren worden graag gegeten door de rupsen van vlinders, bijvoorbeeld de koningspage, de sleedoornpage, het blauwtje, de bedreigde nachtpauwoog en vooral door de in groepen levende stippelmotten, die zijden tenten bouwen tussen de takken en soms met zovelen voor-komen dat hele bossen sleedoorns kaalgevreten worden. Voor de in het sleedoornhout nestelende vogels, zoals de grauwe klauwier en de geelgors, is het een leven als in Luilekkerland. Voor vogels en muizen, die in de winter zijn aangewezen op bessen als voedsel, is de breeduit staande struik een onmis-bare voorraadkamer en overlevingsverzekering. Al heel vroeg was de sleedoorn ook belangrijk voor de mens. Al in de neolithische tijd van de paaldorpen was de sleedoorn bekend. Bij het afgraven van deze nederzettingen werden pitten van sleedoorns gevonden.Arabieren, Grieken, Romeinen en de mensen uit de middel-eeuwen gebruikten de bloemen en vruchten als genees- c.q. voedingsmiddelen. Asclepiades en Andromachus b.v. roemden een 'roob', een ingedikt vruchtensap, uit sleedoornbessen als werkzaam middel tegen dysenterie. Het taaie hout van de weinig eisen stellende sleedoorn werd vroeger ook in de landbouw gebruikt.
De doornen leverden zwarte doorneninkt, de schors rode kleurstof voor wol en linnen. Nu nog worden uit sleedoornbessen verwarmende dranken voor ijzige winteravonden gebrouwen: met sleedoornwijn en sleedoornjenever wordt het binnen gezellig als buiten de sneeuw om het huis jaagt. Maar ook de siroop, de gelei en marmelades zijn heerlijkheden met veel vitamines. Het medicinale effect van de sleedoorn is astringerend (samentrekkend), vocht afdrijvend, zwak laxerend en ontste-kingsremmend. Arabieren, Grieken, Romeinen en de mensen uit de middel-eeuwen gebruikten de bloemen en vruchten als genees- c.q. voedingsmiddelen. Asclepiades en Andromachus b.v. roemden een 'roob', een ingedikt vruchtensap, uit sleedoornbessen als werkzaam middel tegen dysenterie. Het taaie hout van de weinig eisen stellende sleedoorn werd vroeger ook in de landbouw gebruikt. De doornen leverden zwarte doorneninkt, de schors rode kleurstof voor wol en linnen. Nu nog worden uit sleedoornbessen verwarmende dranken voor ijzige winteravonden gebrouwen: met sleedoornwijn en sleedoornjenever wordt het binnen gezellig als buiten de sneeuw om het huis jaagt. Maar ook de siroop, de gelei en marmelades zijn heerlijkheden met veel vitamines. Het medicinale effect van de sleedoorn is astringerend (samentrekkend), vocht afdrijvend, zwak laxerend en ontste-kingsremmend.De gedroogde bloesem (als thee) wordt ge-bruikt voor het reinigen van het bloed bij huidaandoeningen en reumatische klachten, en als middel om te gorgelen bij lichte ontstekingen an het slijmvlies van mond en keel.
De vochtaf-drijvende werking voorkomt blaas- en nierstenen. Moes of marmelades van de bessen gaan gebrek aan eetlust tegen. In de volksgeneeskunde komen soms uitstekend werkende gebruiken voor: in Tirol wordt, als middel tegen geelzucht, sleedoorn op de linker borst gebonden. In vele streken bestaat het gebruik om drie bloesemsteeltjes van de sleedoorn steeds drie maal achter elkaar te eten: dat geeft bescherming tegen koorts en jicht.
Wetenswaardigheden
Wie ooit probeert door een sleedoornheg heen te dringen zal zich de Latijnse soortnaam herinneren: spinosa = stekelig. De naam sleedoorn is afkomstig uit het Germaans (oud Hoogduits slêha) en is vermoedelijk verwant aan het oud-Bulgaarse sliva en het Latijnse lividus = blauwachtig. Het begrip sleedoorn zou dan duiden op de blauwe vruchten. Het synoniem Schwarzdorn verwijst echter naar de zwarte schors van oudere sleedoorns. De oude Germanen kenden de beschermende werking van de sleedoorn al: samen met de meidoorn vormde de sleedoorn de eerste tuinheggen, die appelbomen en kruiden tegen vraat beschermden. Uit het Indogermaanse woord gher = ontstond overigens ghortos, dat vertaald kan worden met het omslotene, omheinde, geslotene. De naam 'tuin' ('Garten') is dus afkomstig van de naam van het hek of de heg, een gevlochten hek of de beschermende heg die aansluitend op de huismuren een stuk land omsloot. Op sommige plaatsen werden ook betoverende afwerende en voorspellende krachten aan de sleedoorn toegeschreven. In de nacht van St. Lucia legde men vroeger sleedoorntwijgen in het wierookvat, en ook in de Walpurgisnacht werden ze samen met jeneverbes en wijnruit gebruikt om te roken. De boeren konden twee regels aflezen uit de sleedoornbloesem: Is de sleedoorn wit als sneeuw (Schnee), is 't tijd, de gerst te zaaien (säe). Hoe vroeger in april de sleedoorn bloeit, des te vroeger voor Jakobi de oogst gloeit.
De plant op een andere manier bekeken
De sleedoorn hult zich in het voorjaar, nog voordat de jonge spruiten en bladeren uitkomen, in een lichtend wit kleed van bloemen. Maar pas laat in het jaar, als de eerste vorst de winter heeft aangekondigd, worden de vruchten zoet. De sleedoorn geeft zijn sterke levenkrachten dus maar aarzelend prijs, houdt ze als het ware met een soort innerlijkheid vast. De bloesems die de winter hebben doorstaan helpen het menselijk organisme, de winter te boven te komen en de stofwisseling in te stellen op het voorjaar. De levenskracht bevattende vruchten werken versterkend bij uitputting.
De planten in onze producten
Sleedoorn komt voor in:






